You are using a browser that is not supported by this website may not work correctly. Please try using Chrome, Safari, Firefox, Edge or Opera.
We use cookies to ensure the website functions properly. These, for example, will keep you logged in, will track performance and can be used for marketing purposes. Read more about our cookies or choose which cookies you accept on this page.
In de nacht van zaterdag op zondag 1 februari 1953 worden de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden getroffen door de Watersnoodramp, die een groot deel ervan onder water zet.
In eerste instantie maakte men zich niet zoveel zorgen. Een dergelijke dreiging had het gezin Strijen dat in een boerderij in het dorpje Battenoord op Flakkee woonde wel vaker meegemaakt. Die nacht steeg het water echter veel sneller dan verwacht. Niet veel later zag een groepje bewoners hoe de eerste dijk brak onder het donderende geweld van de zee.
Ruim twintig jaar later naderen de Deltawerken hun voltooiing. De Oosterschelde is de enige zeearm die nog moet worden afgesloten. De overlevenden van de ramp in 1953 zijn blij dat de zee op die manier wordt tegengehouden, maar de jongere generatie denkt daar heel anders over. Als de getijdenstroom verdwijnt, zal ook een groot deel van de vissen in de Oosteschelde verdwijnen en dat moet voorkomen worden.